Bebouwde kom
Goed beschouwd kan er in de hier beschreven periode eigenlijk
amper van een bebouwde kom gesproken worden. Alleen de omgeving van de kerk en
het gemeentehuis gaf een straatbeeld te zien met compacte aaneengesloten bewoning.
Verder was er een kleine dorpskern in het Wijbosch dat feitelijk een aparte
leefgemeenschap was.
Kenmerkend voor Schijndel was de langgerekte lintbebouwing aan
weerszijden van de doorgaande weg. Tussen de huizen waren er op verschillende
plaatsen grote open plekken. Geleidelijk werden vele daarvan in de loop van de
jaren volgebouwd.
Slechts op een paar plaatsen was er sprake van bebouwing wat
verder het "achterveld" in: aan de Boterweg (tegenwoordig de Toon
Bolsiusstraat geheten), Elschotseweg, Deken Baekersstraat, de Heikant, nabij
het klooster en de Pompstraat. Daarnaast waren er nog wat buurtschappen en
groepjes verspreid liggende boerderijen.
Op de foto hieronder is het begin van de bebouwing aan de
Boschweg omstreeks 1900 te zien. Duidelijk is dat met de "ingang" van
het dorp niet een aaneengesloten huizenrij begon. Naar onze begrippen heeft
het veel meer weg van een puur stukje buitengebied.
In het pand links vooraan is tegenwoordig slagerij Princée
gevestigd. Toentertijd woonde er de familie van Heeswijk. Verderop staat het
huis waar momenteel café Het Venneke is.
Straatbeelden
Hierboven is de grote doorgaande weg in het centrum van
Schijndel te zien, tegènwoordig Hoofdstraat geheten.
Het hekwerk links op de foto begrensde de grote tuin van de
imposante villa van Frits Bolsius, villa "Colorito". Nu is daar ter
plekke de Edah. In het centrum van Schijndel stonden nog meer grote
villa's: villa Rozenburg van Toon Bolsius, villa Nieuwgaard van Harrie Bolsius
en villa De Borne van Harrie Jansen. Opvallend langs de doorgaande weg in het
centrum was verder het aantal grote bomen.
De serre en het huis daarnaast (zie foto) behoorden toe aan de
moeder van Frits Bolsius. Later kwam daar van Roessel in, die er een café
begon. Op de achterplaats van het café werden tijdens de jaarmarkten biggen
gewogen en paarden gedekt.
In het volgende huis woonde dokter Cals. Dan had je de
slagerij van Voets. Amper zichtbaar, maar tussen slagerij Voets en het volgende
pand lag de weg naar Boxtel, de Nieuwstraat (tegenwoordig Kloosterstraat
genaamd).
Het aantal inwoners van Schijndel bedroeg in: 1880 5193
inwoners
1890 5478 "
1900 5539 "
1910 5983 "
1920 6724 "
1930 7896 "
1940 9454 "
De foto hierboven geeft eveneens een beeld van een straat in het
centrum, de Pompstraat. De straat ademde een wat aparte sfeer uit. Naast goed onderhouden
huizen stond er ook een aantal mindere woningen. Nota bene, bij een huis lag
gewoonlijk een mesthoop voor de deur.
In het huis rechts vooraan op de foto woonde het gezin
Buenen.
Daar tegenover woonde Piet van Tartwijk, de molenaar van de
Boschwegse molen. Deze was getrouwd met Gon Vink; zij dreef in hun huis aan de
Pompstraat een winkel met kruidenierswaren en linnegoed.
In de twee volgende woningen verbleven mandenmaker Hannes van
Schaijk en klusjesman Jan Staak. Dat waren zogenaamde fundatiehuizen.
Verderop woonden nog pettenmaker Hendrik van den Broek en
klusjesman Hannes Verschuren.
Behalve in de Pompstraat waren er nog meer fundatiehuizen,
onder andere in de Kluisstraat, Vicaris van Alphenstraat en aan het begin van
de weg naar Wijbosch. Er waren in Schijndel meerdere fundaties. De meest
bekende was wel die van oud-burgemeester P.A. Verhagen.
De stichters van een fundatie waren welgestelden die bezittingen
schonken aan een speciaal daartoe in het leven geroepen stichting met als doel
om aan behoeftige mensen vrije inwoning te geven. Zo leverden de fundaties een
belangrijke bijdrage aan de armoede bestrijding.
Hoefde aanvankelijk voor die huizen geen huur betaald te worden,
doordat de eisen van de "nieuwe" tijd een aantal extra aanpassingen
aan de woningen nodig maakten kon dat op een gegeven moment toch niet
gehandhaafd blijven.
Voor de fundatiehuizen aan de Wijboscheweg moest aan het einde
van de jaren dertig, nadat er electriciteit was aangelegd en de huizen een
grote opknapbeurt hadden gehad, 50 cent huur per week betaald worden.
Achteraf
Behalve degenen die in het "dûrp" woonden en de her en
der verspreid wonende boeren, hadden nogal wat mensen verblijf gevonden op
"ver" afgelegen plaatsen. Vaak stonden er huizen nabij de grenzen met
andere gemeenten. Soms hadden zich ter plaatse kleine buurtschappen gevormd.
Zo'n buurtschapje was er bijvoorbeeld in het Woud waar de grenzen van Schijndel
- Den Dungen - Sint Michielsgestel samenkomen. Daar
stonden de zogeheten Vier Uitersten.
In het Wijbosch bij de grens met Sint Oedenrode was er de
buurtschap De Berg (tegenwoordig is daar ter plaatse industrieterrein Zuid).
Voor de grensbewoners was het gemakkelijk om zich aan de
plaatselijke gezagshandhavers te onttrekken. Men kon simpelweg de scheidslijn
oversteken zodat veldwachters het nakijken hadden. Buiten hun gemeentegrenzen
hadden veldwachters immers geen bevoegdheid.
Wat betreft de bewoners van De Berg was het zo dat die bij veel
mensen in het "dûrp" niet al te goed bekend stonden.
"Scharrelaars, rommelaars, schooiers ...", zo werd er wel over hen
gesproken. Het kwam nogal eens voor dat zij verdacht werden. Voor ogen moet
worden gehouden dat er misschien wel al te gemakkelijk met een beschuldigende
vinger in een bepaalde richting werd gewezen.
De mensen van De Berg hadden het niet breed. Hun huizen waren
vaak niet veel meer dan krotten. Velen hadden geen vast werk. Men deed van
alles om wat te verdienen. Een bekend iemand van De Berg was "Toon
Drieduim" (Merkx). Deze verdiende zijn kost door vee naar de veemarkt in
Den Bosch te drijven en door als ijzerboer bij de mensen langs de deur te gaan.
Andere bekende personen waren de "kaûwe" (Havinga). Zij hadden die
bijnaam omdat Louis Havinga indertijd met een soldeerbout langs de huizen ging
om olielampen, zinken emmers e.d. te repareren. Hij was als het ware een koude
(kaûwe) smid. Jèntje de Vetsmelter, die in een oude treinwagon woonde, kocht
jonge bokken op en slachtte die. Mie de Klapekster verdiende wat bij door koeien
te voet van de Bosche markt naar het slachthuis van Geerkens te leiden. Halfmoi
bracht wit zand op bestelling bij de mensen thuis.
Antoon Wouters, zoon van Caspar, had oog voor het bijzondere van
De Berg. Hij ging er nogal eens schilderen. Op de foto hiernaast is hij het
huis van Piet Duits op het doek vast aan het leggen. Piet Duits woonde
eigenlijk tegen De Berg aan, ter plaatse geheten De Kwient.
Aan de andere kant van Schijndel nabij de Beek (Gemonde) woonde
Marinus van Boxtel, bijgenaamd Kop Emmes. Zijn "woning" bestond uit
een kuil met een overkapping van hout, fitselstek, stro en plaggen. In 1927
werd hij gefotografeerd toen hij, zittend voor zijn hut en kokend zijn eigen
potje, zijn kousen aan het stoppen was. Vanaf 1921 scharrelde hij zo,
afgezonderd van iedereen, zijn eigen kostje. Heel af en toe kwam zijn broer uit
St. Michielsgestel bij hem op bezoek. Kop Emmes leefde, zo gezegd, van wat de
dag hem brengen zou.
Naar men zegt stierf hij in het Gestelse klooster na een flinke
wasbeurt - in jaren was dat niet gebeurd - gekregen te hebben.
Winkels
Winkeltjes
waren er te kust en te keur. In 1930 waren er niet minder dan 119. Vaak werd de
winkel er "bij" gedaan en had men nog andere bronnen van inkomsten.
Naris Vleuten en zijn vrouw Aan Hellings bijvoorbeeld hadden behalve een winkel
nog een boerderij, klompenmakerij en café. Zoals vaak het geval was werden al
die bedrijven in het klein uitgeoefend. Zij woonden ter plaatse waar
tegenwoordig café De Nachtegaal aan de Boxtelseweg is.
De vrouw dreef vaak de winkel, terwijl de man andere
werkzaamheden had. Van een heleboel winkels was aan de buitenkant maar amper te
zien dat er binnen wat te koop was. Het interieur van de winkel toonde al niet
veel beter. Een eenvoudige toonbank en in beperkte mate de koopwaar die men aan
te bieden had, dan was het bij de meeste winkels op. In veel gevallen vormde de
buurt het klanten bestand van een winkel. Maar ja, wat wil je met zoveel
winkels.
Op de hoek van de Toon Bolsiustraat en de Kluisstraat was de
timmerwinkel van Willem van Kaathoven. Op de foto hieronder is zijn vrouw, Kleingeld
geheten, de stoep aan het vegen. Zij draagt de zogenaamde daagse of gazen muts.
In het huis aan de andere kant van de weg had Marie van der
Eerden een kruidenierswinkel. De foto dateert van 1932.
Een winkelstraat bij uitstek was de Kerkstraat. Rond 1930 waren
er de volgende winkels. Links vooraan op de hoek van de Grotestraat (niet
zichtlpar op de foto) had Jan van Liempd (Mallens) een bakkerij. In het
volgende huis woonde varkensopkoper Piet van Heeswijk. Dan had je de bakkerij
en winkel van sinkel van Gerard van Dijk. Verderop was de
"dierenspeciaalzaak" en groentewinkel van Toon Hermes gevestigd. Vooraan,
tegenover de kerk, was het café van Memel.
Aan de rechtse kant had je eerst de sigarenzaak van Van Roessel
(niet zichbaar op de foto). Vervolgens was er de fourniturenzaak van kleermaker
Jansen. In het pand daarnaast waren gehuisvest de bakkerij van Goossens (later
van den Akker) en het café annex kruidenierswinkel van Willem Schevers. In het
fundatiehuis vooraan tegenover de kerk woonde lange tijd Jan de Poorter, later
kwam er Bosmans in.
Opvallend was het grote aantal café's, bierhuizen en stille
kroegen. In een bierhuis mochten alleen zwak-alcoholische dranken verkocht
worden; in een stille kroeg werd er zonder vergunning verkocht.
In het Wijbosch waren er rond 1925 niet minder dan acht café's
en bierhuizen, namelijk die van: Hèn van Kaathoven-Voets, Mie Hoogzaad-Aarts
(zij en haar man hadden verder een kruidenierswinkel, slagerij en
klompenmakerij), Driek Hoogzaad - getrouwd met van den Heuvel - hij was tevens
hoepelmaker, Driekske van T6ntje Drieken, Cornelis van de Wijdeven - hij had
verder een klompenmakerij, Hanne Koolen - haar man was metselaar. Tenslotte had
je nabij de Zuid-Willemsvaart nog de café's van van den Heuvel en Oomen.
Terug naar Schijndel 1880-1940